STADSGEDICHT M


Een ambivalente lofzang op de stad Mechelen.


Pat schreef M toen hij stadsartiest was in Mechelen (2009-2010). In die periode ijverde hij voor een literair wellnesscentrum in het vervallen Predikherenklooster via rondetafelgesprekken en bevragingen. Vanuit dit vertrekpunt kreeg Het Predikheren meer en meer vorm tot wat het nu is.

Het ontwerp van de muur is van Jelle Jespers, die al verschillende gedichten in openbare ruimtes realiseerde. Het ontwerp verwijst naar het klooster. De letters leven door hun afstand van de muur en reflecteren met schaduwen in het zonlicht. De M is verweerd zoals de tand des tijds in het klooster. Voor de uitvoering van het gedicht maakte Jurgen Claesen gebruik van uitgelaserd metaal en poederlak. De letter M is uitgevoerd in cement en kalei.

CHAMPAGNE M


Steun vzw Het Paradijs.


Het is een heerlijke champagne brut uit het pittoreske dorp Essoyes, waar kunstschilder Auguste Renoir zijn zomerhuis had en onsterfelijke portretten maakte van ‘la belle Gabrielle’ die zijn muze werd. Essoyes bevindt zich in het zuiden van de champagnestreek, dicht bij de Bourgogne en dat laat zich proeven.

De champagne is een heerlijke blend, prachtig parelend, een echte smaakbom, samengesteld uit 70% pinot noir, 10% pinot meunier en 20% chardonnay.  

Met uw aankoop van een fles steunt u vzw Het Paradijs om bijzondere culturele projecten te realiseren. 


> Meer info

Champagne
Etiket1
Etiket2
Etiket3

LUISTERGEDICHTEN


Pat leest voor.


Pat Donnez is niet enkel radiomaker en romancier. Hij schrijft ook poëzie. Soms schrijft hij voor kinderen, elders voor de iets groteren. Pat publiceerde al vijf dichtbundels en zijn gedichten werden opgenomen in talrijke bloemlezingen. 


Hier vind je enkele van zijn gedichten, voorgedragen door Pat zelf.


Graag toch beeld erbij? Ook in Poëzie met Pat leest Pat voor uit eigen werk.

Voor grote mensen...

Het gebeurt


Het gebeurt
dat ze nee knikt
ja bedoelt
maar ikweetniet zegt


Zolang het gebeurt dobbert hij
als een drenkeling langs de
ikjes van haar archipel


Af en toe gooit ze een syllabe uit
waar hij naar graait -
Een kinderhand


Een enkele keer hijst ze hem
aan land
Hij verdrinkt dan
in die kolkende mond

Perron


Het geeuwen van het meisje.
Het zoeken naar het geld.
Het lopen naar de automaat.
Het zitten op de bank.
Het morsen met de cola.
Het trekken aan een sigaret.
Het krabben aan de knie.
Het blazen van de rook.
Het horen van de trein.
Het doven van de peuk.
Het weten van te voren.
Het zich gooien op de sporen.

Teer

Voor mijn vader


Zo dichtbij voel je de doden
en hoewel ze weg zijn
verstopt achter een bocht
aan de andere kant van het hoofd
ze zijn er nog


Je hebt op je eentje
tweehonderd miljoen maal geademd
genoeg lucht
verzameld om een zeilschip
vijfmaal om de wereld te blazen


Zo dichtbij voel je zijn adem nu
leeggerookte longen
en hoewel hij weg is
lopend door een gang
van tong tot strot
hij is er nog

Anobium


Zo zijn wij
doen alsof de houtworm
in huis ons
niet kan deren
hoe hij de
kamers vraatzuchtig ruïneert
met veel kabaal de deuren
uit hun lijsten haalt
de weekste delen van
het koude hout
aan stukken maalt
Straks vreet hij
de poten van het bed
en zelfs dan, geplet
op de mulle vloer
zelfs dan
veinzen wij
een veilig houtwormloos bestaan

Wij kunnen heel goed met bomen praten


Wij kunnen heel goed met
bomen praten
Over de takken en hoe
zij het maken
Kreupel en dood hout
houdt ons het meeste bezig
Of de jonge blaadjes al
maatjes zijn met de wind
Ook de wortels als ze klagen
- niemand kijkt naar ons
om meneer
zullen we als het past
helpen hun last te dragen
Nooit verlaten we het bos
zonder een klop op de harde bast


Wij kunnen heel goed met
bomen praten
maar moeten niet wagen
het met elkaar te doen

Wie zal ik vandaag vermoorden?


Wie zal ik vandaag vermoorden?
De lijst is lang.
Het eerste meisje bij wie
ik een blauwtje liep.
Haar in de gauwte wurgen
met een string.
De wiskundeleraar.
Hij liet me zakken om een
axioma dat niet eens bestond.
Hem de formules in z’n mond proppen.
Mijn huisbaas.
De caissière van de Spar.
Zomaar.
Hafid R. omdat hij op mijn moeder spoog.
En mezelf.
Vanwege alle keren dat ik loog.

Het is een mooi leven


Over enkele dagen gaat het sneeuwen.
Ik herinner het me van vorig jaar.
Ik herinner me de straat.
Als iemand me had gevraagd wat heb je
dan zou ik hebben gezegd: laat me met rust,
het is niets.


Nu het sneeuwt is er niemand in de straat.
De fietser die nooit is langs geweest
valt niet met zijn hoofd op het harde asfalt.
Er bloedt niemand dood.
Er is niemand die zegt
dat hij niets heeft gezien.


Ja, het is een mooi leven
zolang je niet bestaat.

De vriendelijken


de vriendelijken
de oprecht bezorgden
de mededogenden
de nooit om een lief woord verlegen zittenden
de oprechten
de zichzelf wegcijferenden
de vredelievenden
de stillen
de deemoedigen

de idioten

Marx had gelijk


Een geschiedenis voltrekt zich altijd in twee fases:
eerst als tragedie vervolgens als farce
Herinner je je nog hoe je me dumpte?
Alleen de hoogste brug in het dorp
vond ik hoog genoeg om vanaf te springen
Een kwarteeuw later glijdt een bootje
waarin wij zitten onder die zelfde brug door
Ze blijkt zo laag dat we ons godverdomme moeten bukken

Jurkje


Nee, je hoeft geen jurkje
te dragen
als je dat niet wilt
ook niet dat heel bijzondere blauwe
met streepjes
glanzend blauwe streepjes
waar je sandalen zo
goed bij passen
en je slipje –
dàt jurkje dus


en als we gaan wandelen
en je jurkje –
je weet wel
dat heel bijzondere blauwe
met streepjes
glanzend blauwe streepjes –
waait op
zodat ik je slipje zie
dat er zo goed bij past
net als je sandalen


en als je je op mijn
vloerkleed legt
dat zo goed past
bij dat heel bijzondere
blauwe jurkje
met glanzende streepjes
en ik je slipje voel
dat je nu niet draagt
en je vraagt
eerlijk, ik hoor niet in een
jurkje, hè?


geloof me dan als ik zeg
nee, jij hoort niet in een jurkje
ook niet dat heel bijzondere
blauwe met streepjes –
glanzend blauwe streepjes

Koopje


Doe mij maar in de uitverkoop.
Twee vierkante meter huid.
Prijs overeen te komen.
Ledematen met garantie voor één jaar.
De sluitspier kreeg het hard te verduren
maar hield stand.
Dunne darm min of meer geïsoleerd.
Longen, hart en nieren aan vervanging toe.
Smoel mag naar een goed doel.

Ik word gratis thuis bezorgd.

Later


Als ik later klein ben draag
ik mijn huis mijn auto en mijn tuin
in een schepje naar de zee.
De rimpels en het overtollig vet
stop ik in een putje langs het strand.
Van de vele vrouwen die ik achterliet
knoop ik tranen aan een vliegertouw
waarop te lezen valt: de hemel is niet hier.

Geluk


Zou de man in mijn straat -
hij lijdt aan een zeldzame
ziekte,
met een tot de verbeelding
sprekende naam.
Een leven lang braken.
Tot hij stikt.
In zijn eigen
kots om zo te zeggen.

En ook nog
is deze man impotent.
En blind.
Evenwel aangeboren.
Dat scheelt.

Zou deze man
in mijn straat -

Weet hij eigenlijk wel
dat het geluk
in een klein
hoekje
ligt?

...en kleine mensen

Droom


Mama heeft vannacht
de mensheid vermoord.
Alle zes miljard.
Dat was hard.
Maar de drang
zat te lang
in haar lijf.
Wat een wijf!

Help!


Alles, ja werkelijk alles, wil ik
bestuderen.
Hoe je een politiewagen moet
saboteren.
Wie de uitvinder is van het
tatoeëren.
Wanneer Kuifje begon met
spioneren.
Waarom pinguïns nooit eens
oxideren.
Waar je wel en waar je niet mag
urineren.
Waarom generaals toch willen
bombarderen.
Wie een woord begrijpt als
masturberen.
Of je je eigen rapport mag
censureren.
Waar je het best naar toe zou
emigreren.
Waarom onze buren hun flat niet
isoleren.
Hoe rijken hun geld toch
opsouperen.
Wanneer de Messias zal
wederkeren.
Alles, ja werkelijk alles, wil ik
consumeren.
Alleen, bespaar me van gedichten
declameren
Wie helpt me hier een eind aan te
fabriceren
Of moet ik mezelf soms
fusilleren?

Opa sneeuwt


Opa wijst naar waar de
hoge bomen staan.
Kijk, zegt hij ontdaan,
ginder vliegen leeuwen.
Hij trekt aan zijn sigaret
en begint te zweten.
Opa bedoelt het goed,
weet wel hoe het moet,
maar zegt in zijn
hoogsteigen alfabet
dat leeuwen vliegen.
Is dit liegen?
Nee hoor.
Hij zoekt gewoon naar
meeuwen. Hapert,
wil het van de daken
schreeuwen


terwijl het in zijn hoofd
zacht begint te sneeuwen.

Heb jij dat ook wel?


Heb jij ook wel
dat je denkt: verdorie,
mijn mama
die kan zeuren.
Ik zou haar zo verscheuren
in duizend snippers gekleurd papier
en ze laten vliegen, heel ver weg van hier.
Heb jij ook wel
dat je denkt: verrek,
mijn papa is een idioot.
Ik zet hem op een grote boot
voor een verre reis op de Stille Oceaan
of beter nog, hij krijgt een ticket naar de maan.
Maar dan denk je:
ach, ze zijn zo klein
doe wat water bij je wijn.
Heb jij dat ook wel?

Bergen


Waarom maken ze bergen toch zo hoog?
Dan sta je daar met de Alpen oog in oog
en je denkt: ik wou dat ik wat minder woog
zodat ik in één keer over de toppen vloog.
Ze hebben het zonder uitzondering allemaal.
De Pyreneeën, de Himalaya, het hele arsenaal.
Hoog zijn zit hun in het bloed, ’t is hormonaal.
Bovendien zijn ze stuk voor stuk asociaal.
Waarom zie jij overal bergen?
Hou toch eens op jezelf te tergen!
(Dat zegt mijn vader, hij is een bader
en rijdt met mij naar Blankenberge)
Maar ook Blankenberge valt niet mee.
Het ligt aan de kust, er liggen bergen zee.
Ik kijk naar het water, ren naar de plee.
De zee maakt me ziek, de zee is zo wee.
Vandaag bezochten we een diepe mijn.
Ik voelde voor het eerst geen chagrijn.
Opeens flitste het door mijn heldere brein.
Blijf hier toch wonen, dit is jouw domein.

Hotemetoten


Wie bedenkt een leuk gedicht met het rijmwoord
torpedoboten? Talrijke prijzen te winnen.
Het stond afgelopen week in de krant.
Duidelijk een wedstrijd die zich kant
tegen vrije verzen.
Op de voorpagina las ik over een droommoord.
Wat moet je je daar in hemelsnaam bij voorstellen?
Een zonovergoten lynchpartij op de Seychellen?
Toen herbekeek ik het bericht en las droomoord.
Over een waanzinnige cruise naar de Hotemetoten.
En ineens had ik het rijmwoord voor torpedoboten.
Maar please, zeg het niemand voort, op je erewoord.

Atlas


De Eifeltoren staat aan de oever van de Rijn
vlakbij de tulpenvelden op het Rode Plein.
De keizer van Japan woont op twee kilometer
van een beroemde Mexicaanse lotuseter.
Het Vrijheidsbeeld kijkt uit op het regenwoud
dat voor het grootste deel bestaat uit kreupelhout.
De sjeik van Afrika fietst elke dag naar Almelo.
Hij roept dan ‘See you later, lieve vrouw’ en ‘à bientôt.’
De Chinese muur is de buur van de Mont Ventoux.
Daar woont sinds mensenheugenis de held Winnetou.
Bosjesmannen varen altijd langs de Rode Zee
als ze gaan jagen op de woeste Champs Elysées.
Wat zegt u mijnheer, heb ik mijn examen verknald
omdat mijn aardrijkskundekennis u niet bevalt?
Jammer, vroeger was ik werkelijk een bolleboos.
Maar mijn zusje gaf mijn atlas aan een maffioos.
Daarom deel ik nu de wereld in op eigen houtje
en dat gaat wel eens gepaard met een heel klein foutje.

Sprookje


Er was eens een sprookje
dat lang en gelukkig leefde.
De mensen lachten en herleefden
terwijl ze kirden om het kleine spookje.
Maar het sprookje brak een been
En een hond liep er mee heen.
Toen kreeg het ook nog eens jicht
en werd het van miserie een gedicht.
Zijn ouders noemden hem Rijmpje.
Op een koude, eenzame winteravond
botste Rijmpje op een anekdote
die haar hele leven werd uitgefloten
omdat zij dom was en platinablond.
Rijmpje begreep haar meteen
en voelde zich niet meer alleen.
Toen kregen ze samen een kind
dat een happy end het einde vindt.
Haar ouders noemen haar Soapje.

Logisch


Een hond is een giraffe
met een korte nek en zonder vlekken.
Maar kleiner.
Hij eet geen bladeren
en in de zoo zul je naar
hem moeten zoeken.
Een giraffe dresseren is
onbegonnen werk.
Probeer hem in een mand
te krijgen en je verdient
een kop in de krant.
Ook leven honden niet in
kuddes.
Blaffende giraffes
zijn haast onvindbaar.
Afgezien daarvan
is een hond een giraffe dus.

Alleen


Waar moet je al niet voor oppassen als je buiten komt?
Zomersproeten. Wintervoeten.
Hagelschoten. Duizendpoten.
Heksentoeren. Keuterboeren.
Jachtgeweren. Coniferen.
Pruimenmondjes. Kippenkontjes.
Je bent nergens veilig meer. Altijd dreigt er wel
een haaienvin
een suikerspin
een tijgerin
een zeppelin
een pleeggezin.
Of de koningin en een
doodgewone sterveling
bezig met touwtjespring
in een overvolle Efteling.
Om maar te zwijgen van
de lepralijder
de zondagsrijder
de gastarbeider
de wereldleider
Echt, ik kom de deur niet meer uit.
Voortaan zet ik mijn zinnen op binnen.
Daar loop je nooit gevaar.
Binnen ligt er geen trottoir.
(Om op te vallen.)
Binnen hangt er geen clochard.
(Om over te vallen.)
Binnen is er geen barbaar.
(Om aan te vallen.)
Binnen staat er geen pissoir.
(Om in te vallen.)
Binnen gebeurt er niets. Helemaal niets.
Binnen is er niemand.
Binnen ben ik.
ALLEEN.

Smikkelsmakkel


Als het me allemaal teveel wordt
het gezeur en het gedoedoe


          - Doe dit niet en doe dat wèl
          - Je zou je moeten shamen zoals jij hele dagen ligt te gamen


Als het me allemaal tot hier zit
het huilebalken en het kankeraren


          - Rarara van wie is deze vuile slip?
          - Hoe dikwijls nog, dit is geen hotel


Als het me allemaal geen ene fuck meer kan schelen
hun getingeltangel


          - Je moet je ontsmetten nadat je bent gaan chatten


Als het me allemaal –


NU DUS!


dan neem ik heel beleefd een boterham, smeer hem
vet dik uit,
wacht, kijk eens rond, naar pap en zus en hond en zeg
kalm en haast bedeesd,


          - Hé, lieve mam


Ze kijkt, zucht zacht, en ziet hoe ik dat geval
in één keer naar binnen smikkelsmakkel
als een beest
Ik prop het zo griezelig gulzig in mijn mond
dat de hare ervan openvalt

Raam


Ik zit mij voor het raam onnoemelijk te vervelen.
Drie hoog, niemand thuis en weer een dag als zovele.
Hoe vaak telde ik niet de auto’s op het parkeerterrein
daar beneden. Ze komen aangereden

in volle vaart met open dak en harde drein.


We don’t care (What, what, what)
It’s going down (What)


Ik tel. De honderdenzesde vandaag.
Of jongens, jongens toch, slakkenslow.


Een beetje verliefd… ik dacht…een beetje…
Als ik wist… wat jij toen dacht...had ik nooit…


Ik hoef niet eens te kijken, ’t is een ouwe taart.

De skyline? Die wil ik na meer dan vierduizend dagen nu wel vervloeken.
Vroeger kon ik dromen. Over bomen die er niet zijn
maar die ik zag in de omtrek van de schoorsteenpijpen
.Het is voorbij. Zie je dat kantoor aan de overkant?
Zelfs voor geen miljoen wordt het in mijn hoofd een slingerplant.


IK BEN HET ZITTEN ZAT. SPUUGZAT.


Loop rond in je flat, zeg je, move your ass!
Doe aan sport, ren rond de pot als het moet, maar blijf weg
van dat verdomde raam – in vredesnaam.
Ach, ach…weet je, ik wou maar wat graag…
…dat ik…dat ik… geen sanseveria was,
maar twee hondjes, dan kon ik samen spelen.