Honderd onvergetelijke kussen uit de Nederlandse poëzie. Van 1880 tot heden. Het is verrassend hoe vaak en hoe verschillend er in de hedendaagse Nederlandse poëzie gekust wordt. Sensuele, troostende, schalkse, ontroerende, zoete, prikkelende of ontregelende zoenen van Leonard Nolens, Maria Barnas, Remco Campert, Benno Barnard, Peter Holvoet-Hanssen, Paul van Ostaijen, Lucebert, Hugo Claus, Herman de Coninck, Toon Tellegen, Gerrit Komrij, Leo Vroman en Pat Donnez.
Zoenen
Van zoenen krijg je kinderen,
zeggen ze.
Ook moet je oppassen voor wratten,
zeggen ze.
En dat je hersenen er van krimpen,
zeggen ze.
Ze zeggen zoveel.
Zoenen is gewoon gezond.
Je hart gaat bonzen.
En bonzende harten,
dat weet het kleinste kind,
zorgen voor een frisse wind.
Zoenen kun je doen op veel manieren.
Op de neus en op de wang,
dat mag vrij lang.
Maar ook op de mond,
op tijd en stond.
Als je houdt van antiek,
zoen je op de hand.
Een heel andere techniek
is dan weer met de voet.
Hoewel, doe dat alleen als het moet.
Waar wacht je op om eraan te beginnen?
O, je wilt eerst nog wat informatie winnen.
Best hoor, maar luister niet al te lang.
Ze zeggen zoveel, ze maken zichzelf zo bang.